Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ook de [46]naasten aan hen, tot aan Issaschar, en Zebulon, en Nafthali, brachten brood op ezelen, en op kemelen, en op muildieren, en op runderen, meelspijs, stukken vijgen, en stukken rozijnen, en wijn, en olie, en runderen, en [47]klein vee in menigte; want er was blijdschap in Israel. 46. Dat is, die daarbij of daaromtrent, rondom heen woonden. 47. Dat is, schapen en geiten.